De
zuidelijke zeeolifant
De
zuidelijke zeeolifant of Mirounga leonina.
Grootte : mannetje lichaamslengte vijf tot 6,5
meter, gewicht waarschijnlijk tot vierduizend
kg. Wijfje veel kleiner, drie tot vier meter
lang, gewicht tot duizend kg. Uiterlijk : een
reusachtige, grijsbruine rob. Volgroeide
mannetjes zijn kolossale dieren, met een korte,
hangende slurf, die ze in het
voortplantingsseizoen tot de grootte van een
voetbal kunnen opblazen. Oude mannetjes zijn
bijna kaal en zitten op kop en schouder vol
diepe littekens van bij het vechten opgelopen
verwondingen. Wijfjes en halfvolwassen mannetjes
hebben een ruwe blauwgrijze tot bruine pels.
Verspreidingsgebied : de zuidelijke oceanen; ze
werpen jongen in Zuid-Argentini�, op Tierra del
Fuego en op de meeste van de koude en gematigde
subantarctische eilanden. Onvolwassen dieren
verspreiden zich naar het zuiden tot de kusten
van het zuidpoolgebied en naar het noorden tot
Nieuw-Zeeland, Australi� en Zuid-Afrika, waar
wijfjes alleen een enkele maal hun jong ter
wereld brengen.
Zuidelijke zeeolifanten, de grootste van alle
levende robbensoorten, brengen het grootste deel
van de winter door in zee. Zij voeden zich met
vis en pijlinktvis, die voornamelijk in diep
water worden gevangen. In het voorjaar
(september) verschijnen ze op de stranden van
hun zuidelijke eilanden, enkele op het zeeijs.
Volwassen mannetjes komen het eerst aan en
bakenen hun territorium af met veel luidruchtige
gevechten en dreigend vertoon. De opgeblazen
slurf doet daarbij uitstekend dienst als
imponeermiddel; hij functioneert ook als een
klankbord voor de bek, waardoor het gebrul een
olifantachtige diepe klank krijgt. De drachtige
wijfjes volgen, waarbij ze grote groepen vormen,
waar de dominerende mannetjes voortdurend
proberen hun rivalen buiten te sluiten. De
jongen worden ongeveer een week nadat hun
moeders zijn aangekomen, geboren. Zij zijn dan
ruim een meter lang en gehuld in een zwarte
wollige vacht; zij voeden zich met de voedzame
melk, waardoor hun geboortegewicht van 45 kg
binnen drie weken verdrievoudigd of
verviervoudigd wordt. Paring vindt plaats zodra
de jongen gespeend zijn en de koeien naar zee
terugkeren. Met vijf weken verlaten ook de
jongen, die inmiddels een gladde grijze pels
hebben gekregen, de stranden en geven de
uitgeputte stieren hun territorium op. Gedurende
de ganse zomer worden de volwassen dieren weer
vet in zee, waarna ze terugkomen om te verharen.
Zij brengen ruim een maand aan de kust door, als
sardientjes opeengepakt in stinkende
modderpoelen, slapend of ruzie makend, waarbij
ze hun vacht in repen kwijtraken. Als het koude
weer aankomt, sluipen ze weg naar zee. Mannetjes
zijn vanaf hun tiende jaar, soms eerder,
volwassen genoeg om hun territorium met succes
te verdedigen; wijfjes kunnen jongen
voortbrengen vanaf hun derde jaar. Zuidelijke
zeeolifanten zijn gedurende de negentiende eeuw
en het begin van de twintigste eeuw bijna tot
uitsterven toe bejaagd om hun traan, maar nu
zijn ze bijna volledig beschermd op al hun
voortplantingsplaatsen. De wereldpopulatie is
waarschijnlijk groter dan 600.000.
|