Rubriek : De
mens - algemeen
De Arabische volksverhuizing
Mohammed heeft tijdens zijn leven
vele reizen gemaakt. Op zijn omzwervingen kwam hij in aanraking
met verschillende volkeren, die alle een min of meer
verschillende levensovertuiging en godsdienst hadden. Uit de
voorschriften van Mohammed blijkt duidelijk, dat de invloed van
bijvoorbeeld het christendom en het jodendom zeker niet gering
is geweest. Zo schreef Mohammed zijn volgelingen bijvoorbeeld
voor, dat ze naastenliefde moesten betrachten, verdraagzaamheid
moesten betonen en gedurende een maand per jaar moesten vasten.
Hoezeer
Mohammed ook gekant was tegen tal van in zijn ogen heidense
gebruiken, hij was min of meer gedwongen enkele daarvan te
eerbiedigen. De belangrijkste hiervan was wel de aanbidding van
de Zwarte Steen in Mekka, waarin hij in het jaar 630 zelf
deelnam. Ter rechtvaardiging verhief hij de Ka�ba, in feite een
heidense tempel, tot het huis van Allah.
Dat Mohammed zijn volgelingen zou opgedragen hebben een 'heilige
oorlog' te ontketenen tegen de aanhangers van andere
godsdiensten is naar alle waarschijnlijkheid niet juist.
Integendeel, Mohammed pleitte voor verdraagzaamheid ten opzichte
van andersdenkenden. Wel wees hij erop, dat van aanhangers van
de islam verwacht werd dat zij het hunne bijdroegen tot de
verbreiding van hun geloof. Hij stelde degenen die in de strijd
voor het geloof sneuvelden, directe opneming in het paradijs in
het vooruitzicht. Men neemt aan dat deze woorden stammen uit de
tijd dat Mohammed felle strijd voerde met zijn tegenstanders, in
het bijzonder met de bewoners van Mekka. Door latere
machtshebbers werden de woorden van Mohammed enigszins uit hun
verband gerukt, en gebruikt als een soort vrijbrief voor het
voeren van oorlog, een zogenaamde heilige oorlog.
De opvolgers van Mohammed werden kaliefen genoemd, wat
'opvolgers' betekent. De eerste kalief, Aboe Bekr, regeerde
slechts twee jaar. Die korte tijd was hem echter voldoende om de
opstanden die overal in Azi� uitbraken, te onderdrukken en zo de
eenheid van het rijk te bewaren. Daarna werden aanvallen
ondernomen op het Nieuw-Perzische Rijk en op het Oostromeinse of
Byzantijnse Rijk. Eerst vielen de Syrische en Byzantijnse
grensgebieden in Arabische handen. Kort daarop werd Syri� bezet.
Daarna, in 639, trok een Arabisch leger van vierduizend man naar
Egypte. In het jaar 642 was dit land geheel onderworpen. Bij de
inname van Alexandri� werd de prachtige bibliotheek, met werken
van onschatbare waarde, in haar geheel vernietigd.
Nadat deze gebieden op een zo succesvolle wijze van het
Byzantijnse Rijk waren losgescheurd, keerden de Arabieren zich
tegen het Nieuw-Perzische Rijk. Het verzet van de jonge
Perzische koning was tevergeefs. Zijn onbekwame veldheren
verloren de ene veldslag na de andere. In 652 was Perzi� geheel
in Arabische handen.
Intussen richtte Omar, die Aboe Bekr in 634 als kalief was
opgevolgd, zijn aandacht op de landen om de Middellandse Zee.
Daartoe liet hij een grote vloot bouwen. Zijn grootse plannen
kon hij echter niet verwezenlijken, want bij een bezoek aan de
moskee in Medina in 644 werd hij lafhartig vermoord.
Het Arabische Rijk strekte zich uit van Tripolis in Afrika tot
aan de grenzen van India, en van de Indische Oceaan tot aan het
Kaukasusgebergte en de rivier de Oxus. Toen hun vloot was
voltooid, zetten de Arabieren hun veroveringen voort. In 649
werd Cyprus veroverd en in 655 werd de Byzantijnse vloot
verslagen. Na de moord op kalief Ottoman in 656 kwam ten tijde
van kalief Ali de uitbreiding van de Arabische macht tijdelijk
tot staan, doordat er een binnenlandse strijd uitbrak. De
moeilijkheden in het Arabische Rijk werden veroorzaakt doordat
niet iedereen Ali als de beste opvolger zag. Voortaan waren er
in de wereld van de islam twee partijen : de Sjieten en de
Soennieten, die onverzoenlijk tegenover elkaar stonden. De
tegenstander van Ali was Moawyah. Deze zou Ali hebben laten
vermoorden, en werd zelf kalief.
Met hem begon de dynastie van de Ommayaden. Moawyah verplaatste
zijn regeringszetel naar Damascus en eigende zich veel meer
macht toe dan zijn voorgangers.
Aan de uitbreiding van het Arabische Rijk, die zo snel ging dat
men wel van de 'Arabische Volksverhuizing' spreekt, kwam ook
onder de opvolgers van Moawyah geen einde. Heel Noord-Afrika
werd definitief onderworpen. E�n van de gevolgen daarvan was dat
het christendom er vrijwel verdween. Toen in Spanje de
Westgotische koning, Witiza, werd afgezet, riep deze de hulp in
van Moesa, de plaatsvervanger van de kalief in Noord-Afrika.
In 711 stak Moesa's veldheer Tarik naar Spanje over, door de
Straat van Gibraltar. Gibraltar is een verbastering van het
Arabische Djebel-al-Tarik, en betekent Rots van Tarik. De
geboden hulp leidde echter tot een regelrechte veroveringstocht.
In 712 trok Tarik zegevierend de Spaanse hoofdstad Toledo
binnen. Alleen de bergvolken in het noorden van Spanje wisten de
Arabieren te weerstaan. Zij bewaarden zowel hun zelfstandigheid
als hun christelijke godsdienst.
De Arabieren hielden geen halt bij de Pyrenee�n. In 720 trokken
ze Frankrijk binnen. In 732 werden ze echter bij Poitiers door
Karel Martel verslagen. Daarna trokken ze zich langzaam terug en
gaven de bezette gebieden in Frankrijk prijs. Hun positie in
Spanje was evenwel onaantastbaar. Daar stichtten de Ommayaden,
van wie de leden in het oosten bijna alle waren omgebracht, het
Westers Kalifaat, ofwel het Kalifaat van Cordoba.
Tot 1492 wisten de Arabieren zich in Spanje te handhaven. In dat
jaar viel Granada, hun laatste bolwerk. De veroveringen in het
oosten verliepen niet meer zo voorspoedig. Wel veroverden ze een
groot deel van de Griekse eilanden en kregen ze vaste voet op
Sicili�. het Byzantijnse Rijk daarentegen bood hardnekkig
tegenstand. Kalief Soliman moest het beleg van Constantinopel na
zware verliezen opgeven.
In het oosten was het geslacht van de Abassieden aan de macht
gekomen. Men spreekt van het Oosters Kalifaat ofwel het Kalifaat
van Bagdad. Omstreeks het jaar 800 raakte het echter in verval.
In het jaar 1528 werd het Kalifaat van Bagdad onder de voet
gelopen door Mongoolse troepen. De stad Bagdad werd daarbij
totaal verwoest. De Arabieren kwamen door hun veroveringen in
aanraking met veel culturen. Aanvankelijk keerden ze zich
daarvan af, maar op den duur namen ze toch veel van deze
culturen over. De invloed van de Arabieren op de wetenschap, in
het bijzonder de sterrenkunde en de wiskunde, is zeer groot
geweest. Vele uitdrukkingen uit deze takken van de wetenschap
zijn van Arabische oorsprong.