Rubriek : De
mens - algemeen
De Assyriërs
Assyrië was gelegen
in het gebied van de oude stad Assoer aan de oevers van de
rivier de Tigris. De bevolking was aanvankelijk arm en bovendien
onderworpen aan de Soemeriërs. Door de invallen van de Elamieten
en de Amorieten in Soemerië in de twintigste eeuw voor Christus,
konden de Assyriërs zich evenwel van de Soemeriërs bevrijden.
Hun verdere bestaan was vervuld van voortdurende strijd, niet
alleen met de rijken van Mitanni en het rijk van de
Hethieten, maar ook met andere
volkeren die invallen ondernamen.
In
die strijd werden de Assyriërs gehard. Ze ontwikkelden zich tot
een waar soldatenvolk, wiens enige doel de oorlogvoering was. De
veldtochten werden dan ook volmaakt georganiseerd en de tucht in
de legers was uiterst streng. Verslagen vijanden werden hard,
zelfs wreed behandeld. Toch bleven de Assyriërs nog lange tijd
een volk dat betrekkelijk weinig invloed had. Soms echter traden
er grote heersers op, zoals Tiglath-Pilesar I (ca.1115-1090 voor
Christus). Hij was één van de eerste grote koningen in de
geschiedenis van Assyrië. Hij versloeg de Babyloniërs, die de
macht van Assyrië sterk hadden ingeperkt. Hij ondernam daarna
tal van veroveringstochten. Daarbij had hij zoveel succes, dat
zijn rijk tot aan de Middellandse Zee en zelfs tot aan de Zwarte
Zee reikte.
In de loop van de tiende eeuw voor Christus en daarna kwamen de
Assyriërs terug, vooral onder koning Assoernasirpal II (883-859
voor Christus). Zijn macht reikte tot aan de Middellandse Zee,
waarin hij 'zijn wapens waste', zoals hij zelf trots zei. Zijn
zoon, Salmanassar III (859-824 voor Christus), bestreed met goed
gevolg de samenwerkende Syrische en Palestijnse vorsten. Hij
legde hun, maar ook de steden van Fenicië, schattingen op.
De zoon van Salmanassar III breiddte de Assyrische macht weer
verder uit. Maar pas onder diens opvolger, Poel, die de naam
Tiglath-Pilesar III (744-727 voor Christus) aannam, werd Assyrië
een echt wereldrijk. Hij nam Damascus in en overmeesterde
Babylonië, Syrië, Fenicië en Palestina. Maar hij was niet alleen
een goed veldheer en een groot veroveraar. Hij veranderde het
bestuur van zijn rijk zodanig, dat hijzelf de grootst mogelijke
macht bezat. Op latere leeftijd ondernam hij geen veldtochten
meer, maar hield zich met bouwen bezig. Hij verfraaide zijn
hoofdstad Kalech en verbouwde het paleis van Salmanassar III. De
geschiedenis van de Assyriërs was en bleef er een van strijd en
nog eens strijd. Sargon II (722-705 voor Christus) breidde het
wereldrijk zo ver uit, dat zelfs het eiland Cyprus ertoe
behoorde. Na zijn oostgrenzen tegen de Meden beveiligd te
hebben, veroverde Sargon II het koninkrijk Israël in 721 voor
Christus. In zijn laatste jaren zat het hem echter tegen. De
macht van het rijk Oerartoe ten noorden en noordoosten van
Assyrië herstelde zich en de Elamieten boden verzet. Zijn einde
is ronduit triest te noemen, want hij werd vermoord in de
prachtige, door hemzelf gebouwde paleisstad Doer Sjaroekin. De
oorlogszucht van de Assyriërs was werkelijk grenzeloos. Sanherib,
de zoon van Sargon II, verwoestte het in opstand gekomen Babylon
en voerde de bevolking in gevangenschap weg. Een latere koning
maakte zich zelfs tijdelijk van Egypte meester.
Onder Assoerbanipal II (668-626 voor Christus) stond Assyrië nog
éénmaal op het toppunt van zijn macht. Ook deze koning was een
groot legeraanvoerder, maar zijn grootste verdienste is wel
geweest dat hij in zijn hoofdstad Ninive een bibliotheek liet
aanleggen met duizenden kleitabletten van de oude Babylonische
literatuur.
De eindeloze reeds oorlogen had Assyrië geheel uitgeput. Steeds
meer kwamen de wreed onderdrukte volkeren in opstand. In Assyrië
binnenvallende volkeren braken de macht van de soldatenstaat.
Toen in 612 voor Christus Ninive werd verwoest, hield het
Assyrische rijk op te bestaan. (foto : reliëf uit de 7de eeuw
voor Christus - toont een veldslag)