Rubriek :
Carine's Hondenpagina
Classificaties van de hond
Reeds sinds de
oudste tijden heeft de mens getracht de verschillende
hondenrassen op bepaalde wijze te ordenen, door een
classificatie op te stellen. In eerste plaats was die gebaseerd
op de bekwaamheden van de verschillende rassen en later op het
meest doelmatig gebruik van elk ras. De tabel werd in de
Romeinse tijd opgesteld en houdt reeds rekening met
verschillende typen van honden.
De
classificatie van de Engelsman Keyes verscheen in het jaar 1576.
Hij was een medicus, die later eerste lijfarts van Koninggin
Elizabeth I werd. Hij ging naar Padua om zijn studies verder te
zetten en ontmoette daar Konrad van Gesner, een Zwitserse
bioloog, die hem ertoe aanzette een tabel van de in Engeland
bekende honden op te stellen, die von Gesner in zijn Historria
Animalium wilde opnemen. Keyes schreef het werk in het Latijn.
Hij latiniseerde zelfs zijn naam naar Caius en gaf het werk de
titel De Canibus Britannicis. Zes jaar later verscheen een
Engelse vertaling hiervan. In zijn classificatie is het niet
mogelijk voor alle door hem genoemde vari�teiten een verband met
de hedendaagse rassen vast te stellen. Dit was echter een eerste
poging om tot een systematische classificatie te komen,
gebaseerd op praktische beginselen van het gebruik van de hond.
Het is interessant om vast te stellen dat de honden van het 'gentle'
soort worden aangegeven als het uitsluitend bezit van de deftige
stand, terwijl de honden die tot de 'homely' soort behoren,
bestemd zijn om boerderijen en kudden te beschermen. De honden
van de 'currish' soort zijn de metgezellen van gewone lieden.
Zij hebben de eenvoudigste taken en worden voor vermaak gebruikt
(waaraan zij de benaming 'toy' -speelgoed- ontlenen).
Deze classificatie die aantoonde dat bepaalde hondensoorten
uitsluitend konden worden gefokt door personen die tot zekere
klassen behoorden (waarvan de twee benamingen 'country' en 'degenerate')
werd aangenomen en bleef in Engeland zeer lang van kracht. Zelfs
in de negentiende eeuw waren de eerste Bull Terri�r exemplaren
nog uitsluitend in het bezit van mensen die bij de bokssport
waren betrokken en op die manier werden zij dan boksershonden
genoemd.
Twee eeuwen na Keyes baseerde de beroemde Buffon in zijn 'Ordre
des R�gnes de la Nature' zijn indeling van hondenvari�teiten op
de verschillende typen oor, al naar gelang de vorm, plaatsing en
de stand (zie foto rechts).
In de negentiende eeuw behandelden vele biologen het vraagstuk
van den hondenclassificatie. Cornevin nam als norm voor indeling
van de verschillende rassen, de vorm en de eigenaardigheden van
de schedel, de plaatsing van de oren en de verschillende soorten
van beharing. Dechambre van zijn kant, classificeerde honden
naar het profiel van het hoofd en de kenmerken van de ledematen
van de hond. Rassen werden onderverdeeld in rechtlijnige en
niet-rechtlijnige, terwijl ook de beharingen een rol speelden.
Stonehenge heeft zeven onderverdelingen aangenomen, waarbij hij
rekening houdt met het gebruik en de aanleg van de honden,
maatstaven die ook heden ten dage nog op tentoonstellingen
worden toegepast, al is het aantal rassen in de voorbije honderd
jaar aanzienlijk gestegen.
Aan Pierre M�gnin danken wij een bepaalde wijze van
classificatie. In 1897 bracht hij een in 1800 door Cuvier, de
grondlegger van de vergelijkende anatomie, gevestigde
classificatie tot grotere volmaaktheid en verdeelde de bekende
rassen in vier morfologische typen.
LUPO�DEN
Het hoofd heeft de vorm van een liggende piramide; de oren zijn
rechtopstaand; de neus is gestrekt en smal; de lippen zijn klein
en nauw aansluitend en de bovenlippen vallen niet over de
onderlippen.
BRACCO�DEN
De schedel is licht gerond, het hoofd is prismavormig, de snuit
is even breed aan de basis als aan de punt, met een meestal goed
afgetekende stop; hangoren, lange en hangende lippen en de
bovenlippen reiken net over de rand van de onderkaak.
MOLOSSO�DEN
Het hoofd is omvangrijk en bolvormig; de oren zijn klein en
hangend; de snuit is kort, de lippen diep en dik; het lichaam
massaal; deze honden zijn dikwijls groot. De achterpoten hebben
dikwijls vijf tenen, net als de voorpoten.
GRAIO�DEN
Het hoofd heeft de vorm van een gestrekte kegel; de schedel is
smal; de oren zijn klein, naar achteren gevouwen en recht; de
neus is lang en dun en loopt in een rechte lijn in het verlengde
van de schedel; de punt van de neus is hoekig en steekt voor de
mond uit; de lippen zijn klein, kort en nauw aansluitend. Het
lichaam is gestroomlijnd met lange en fijne ledematen en een
opgetrokken buik.
De maatstaven van deze classificatie worden heden ten dage nog
steeds gebruikt voor de beschrijving van een ras.