Rubriek :
Historische figuren
Djamal'Abd al-Nasser
Nasser, Djamal'Abd
al- (Alexandri� 15 jan. 1918 - Ca�ro 28 sept. 1970), Egyptisch
staatsman, volgde een officiersopleiding. Met een aantal
medeofficieren, zoals Mohammed Anwar al-Sadat en Zakariya
Mohieddin, legde hij de basis voor de geheime organisatie van
Vrije Officieren, die zich tot doel stelde aan de Britse
overheersing en aan het corrupte bewind van koning Faroek een
einde te maken. Tijdens de Palestijnse oorlog in 1948-1949
raakte Nasser gewond. Op 23 juli 1952 bracht hij, inmiddels
kolonel geworden, Faroek ten val in een onbloedige revolutie.
1. Machtsstrijd
Als hun - nominale - leider hadden de Vrije Officieren
de geziene generaal Ali Mohammed Naguib aangezocht, die zich
echter al spoedig ontpopte als een serieuze kandidaat voor het
werkelijke leiderschap. Een machtsstrijd tussen Naguib en Nasser
werd in april 1954 in het voordeel van de laatste beslist.
Eenmaal vast in het zadel, keerde Nasser zich zowel tegen linkse
als rechtse extremistische groeperingen: communisten en Moslemse
Broederschap.
2. Idee�n en idealen
Nassers idee�n raakten bekend door o.a. de publicatie
van zijn brochure Filosofie van de revolutie (1955). Hierin
schreef hij aan Egypte een belangrijke rol toe in de emancipatie
van de Arabische wereld, van het Afrikaanse continent en van de
wereld van de islam. De toenemende spanningen in het
Midden-Oosten in de tweede helft van de jaren vijftig, in het
bijzonder zijn politieke overwinning in de Suezcrisis van 1956,
alsmede de snelle ontwikkeling van het gebied tot brandpunt van
de internationale politiek maakten van Nasser het aanbeden idool
van de Arabische massa. Hij beleefde in febr. 1958 een triomf,
toen Egypte en Syri� een staatkundige unie aangingen. Een diepe
teleurstelling bracht het verbreken van deze unie in sept. 1961.
In de internationale politiek werd Nasser met Nehru en Tito de
grote voorvechter van het 'positieve neutralisme' ten aanzien
van de Koude-Oorlogtegenstellingen. Hij zette zich in voor de
emancipatie van de Derde Wereld en steunde de
onafhankelijkheidsbewegingen in de Maghreb-landen, in het
bijzonder in Algerije, met geld en wapens.
3. Inter-Arabische tegenstellingen
Vooral na de dood van de Amerikaanse president Kennedy,
die met Nasser een goede verstandhouding had, raakte Egypte
steeds meer afhankelijk van Russische financi�le, economische,
technische en militaire hulp. Conservatieve Arabische heersers,
aangevoerd door de Saoedische koning Feisal, keerden zich
hierdoor tegen Nasser, terwijl radicalere bewindvoerders, zoals
de sinds maart 1963 in Syri� aan de macht gekomen leiders van de
Ba'thpartij, hem niet doortastend genoeg vonden. Zijn weinig
succesvolle interventie in de burgeroorlog in Jemen in 1962 aan
de zijde van de republikeinen verscherpte de tegenstelling tot
zijn grote rivaal Feisal.
De kern van de inter-Arabische tegenstellingen rond zijn persoon
in de jaren zestig vormde evenwel het door hem gelanceerde zgn.
Arabisch socialisme, waarin hij het Arabische nationalisme in
sociaal-revolutionaire richting ontwikkelde. In de hele
Arabische wereld kreeg hij aanhangers, die als Nasseristen zich
tegen de gevestigde orde in hun landen keerden. De rivaliteit
tussen Ba'thisten en Nasseristen heeft een belangrijke stempel
gedrukt op de ontwikkelingen binnen de Arabische wereld in de
jaren zestig.
4. Binnenlandse politiek
Binnenslands heeft Nasser, vooral na de verbreking van
de unie met Syri�, grote aandacht besteed aan politieke en
sociale hervormingen. Het ontbreken van democratie in Egypte
bezorgde hem speciaal onder de intellectuelen in zijn land
tegenstanders. Het secularisme van Nassers regime en bijv. zijn
in 1962 in het openbaar uitgesproken sympathie voor
geboortebeperking activeerden bovendien het verzet van de
fanatieke religieuze groeperingen.
5. Buitenlandse politiek
Na Egyptes verpletterende nederlaag in de Junioorlog in
1967 tegen Isra�l (zie Midden-Oosten), ging Nasser eind 1968
over tot de strategie van de uitputtingsoorlog tegen Isra�l. De
hoop op een politieke oplossing van het conflict met Isra�l had
hij nog niet opgegeven, getuige zijn aanvaarding eind juli 1970
van het vredesplan van de Amerikaanse minister van Buitenlandse
Zaken Rogers. Naar aanleiding van de in september in Jordani�
uitgebroken burgeroorlog tussen Palestijnen en het Jordaanse
leger wist Nasser een verzoening tot stand te brengen tussen
koning Hoessein en de Palestijnse leider Jasir Arafat. Een dag
na dit akkoord van 28 sept. 1970 overleed hij aan een
hartaanval.