Rubriek : De
mens -
geschiedenis
Het fascisme
In Itali� begon na
de Eerste Wereldoorlog een politieke stroming op te komen, die
bekend en berucht is geworden als het fascisme. Het heeft op
velen die in de traditie van vaderlandsliefde en discipline
waren opgevoed, een grote aantrekkingskracht uitgeoefend.
Vanzelfsprekend waren er talloze anderen die een soortelijke
opvoeding hadden gehad, maar die juist een afkeer van het
fascisme aan de dag legden. Toch behoorden begrippen als
'vaderland' en 'gehoorzaamheid' tot de belangrijkste elementen
van de fascistische leer.
De grondlegger van het fascisme was Benito Mussolini
(1883-1945). Hij werd geboren in een klein Italiaans dorpje,
waar zijn vader smid was. Eerst werd hij onderwijzer en daarna
ging hij in Lausanne economie studeren. In die tijd werd hij
journalist en vervolgens directeur van het socialistisch dagblad
Avanti (voorwaarts). Toen de Eerste Wereldoorlog was
uitgebroken, maakte Mussolini luidkeels propaganda voor
deelneming van Itali� aan de strijd.
Toen Itali� inderdaad ging meedoen aan geallieerde kant, moest
Mussolini naar het front. Na de oorlog was hij, zoals zovele
Italianen, ontevreden over het feit dat zijn vaderland met zo
weinig gebiedsuitbreiding werd afgescheept. De rommelige
na-oorlogse toestand met de door socialisten en communisten
georganiseerde rellen en stakingen waren volkomen in
tegenstelling met het beeld dat hij van een machtig Itali� had.
In maart 1919 richtte Mussolini in Milaan de Fasci Italiani di
Combattimento op, de Italiaanse Strijdbonden. Zijn opvattingen
over wat er precies moest gebeuren, waren nog niet scherp
omlijnd. Vast stond voor hem echter dat hij de internationale
vredesbewegingen, het internationale socialisme en communisme en
de parlementaire democratie afwees. Intussen vochten zijn
strijdbonden met communisten en socialisten. Zijn aanhang, die
hij zowel onder de gegoede burgerij als onder de arbeiders
verwierf, groeide steeds, zoals bleek uit de
verkiezingsuitslagen. In sommige grote steden maakten ze zich
van de macht meester.
Op een groot partijcongres dat in oktober 1922 in Napels werd
gehouden, eiste Mussolini dat er een fascistische regering moest
komen. Toen aan deze eis geen gehoor werd gegeven, zette hij de
Mars naar Rome op touw. Vanuit Napels marcheerden de fascisten
naar Rome. Velen reisden overigens per trein. Koning Victor
Emanuel III (1900-1946) weigerde de staat van beleg af te
kondigen. Daarop trad de regering af en kreeg Mussolini de
opdracht een nieuw kabinet te vormen. Mussolini schafte de
parlementaire democratie niet meteen af. Wel werd het parlement
door nieuwe wetten en intimidatie tussen de jaren 1923 en 1933
tot een schijnvertoning gemaakt. Het economisch leven werd
geleidelijk aan helemaal door de overheid geregeld.
Werkgevers en werknemers van een bepaalde vakgroep moesten lid
worden van ��nzelfde organisatie, een zogeheten Corporatie.
Stakingen werden verboden en arbeidsovereenkomsten werden in
onderling overleg vastgesteld. De regering moest dit natuurlijk
wel goedkeuren. De regering zorgde ook voor een reeks sociale
voorzieningen, zodat de arbeiders er materieel gezien onder de
dictator niet op achteruit gingen. Met de rooms-katholieke kerk
kwam Mussolini op goede voet doordat hij de paus als
onafhankelijk staatshoofd herstelde. Het grondgebied waarover de
paus als wereldlijk heerser gezag kreeg, was Vaticaanstad. Van
scheiding van kerk en staat was weinig sprake, onder andere
doordat het kerkelijk huwelijk tevens als wettig huwelijk gold.
Daarmee was echtscheiding in Itali� onmogelijk. Omdat Mussolini
het liefst het oude Romeinse Rijk wilde herstellen, waren leger,
vloot en luchtmacht erg belangrijk voor hem. Jongetjes van acht
tot veertien jaar werden alvast militair gedrild in de Opera
Nazionale Balilla, een voorschool voor het leger. Een groot deel
van het Mussolini-tijdperk zou gekenmerkt worden door een
agressieve buitenlandse politiek.
Mussolini
vond een groot bewonderaar in Adolf
Hitler (1889-1945), die in 1921 leider was geworden van een
klein politiek partijtje, de Duitse Arbeiderspartij. Spoedig
daarna werd de naam gewijzigd in Nationaal-Socialistische Duitse
Arbeiders-Partij of N.S.D.A.P., de nazi-partij. Hitler, die
geboren Oostenrijker was, had gedurende de Eerste Wereldoorlog
als vrijwilliger in een Beiers regiment gevochten. Hij had het
toen tot korporaal gebracht en was gewond geraakt. Na zijn
demobilisatie was hij lid van verschillende groepen, totdat hij
toevallig op een vergadering van de Duitse Arbeiderspartij
terechtkwam. Daar viel hij op door zijn redenaarstalent en door
zijn gave datgene onder woorden te brengen wat er aan angsten en
politieke verwachtingen bij de doorsnee kleine burger in
Duitsland leefde. Dankzij zijn activiteiten groeide de kleine
partij al spoedig in ledental. Evenals Mussolini vormde Hitler
knokploegen, die de strijd tegen socialisten en communisten
opnamen. De Fasci di Combattimento van Mussolini droegen zwarte
hemden, de Sturm-Abteilungen van Hitler, kortweg de S.A., waren
in het bruin gekleed. Om hun arm drogen ze het symbool van de
nazi-partij, het hakenkruis. Deze actie was echter niet erg goed
voorbereid en vond nagenoeg geen weerklank bij de bevolking.
Hitler werd gearresteerd en veroordeeld tot een lichte
gevangenisstraf, die hij moest doorbrengen in de vesting
Landsberg. Daar had hij de rust en tijd om allerlei bezoek te
ontvangen en er een boek te schrijven.
In dit boek, Mein Kampf (mijn strijd) genoemd, zette hij zijn
politieke opvattingen uiteen. Die waren een allegaartje van
velerlei gedachten en idee�n, maar er sprongen er een paar
duidelijk naar voren. Hitler was anti-communistisch en
anti-socialistisch, omdat hij tegen internationale bewegingen
was. Hij was anti-semitisch, omdat de joden niet-Germaans en dus
niet-Duits waren. Bovendien werden de joden geacht het Duitse
volk te onderdrukken en uit te buiten.
De Duitsers waren Germanen en vormden een blond en blauwogig ras
van 'Ubermenschen' of supermensen. Anderen, niet alleen de
joden, maar ook de Slavische volkeren zoals de Russen, Polen en
de zigeuners, waren slechts minderwaardige Untermenschen. Deze
termen had Hitler van de filosoof Nietzche geleend. Hoewel Mein
Kampf een bestseller van de bovenste plank is geworden, hebben
maar weinig Duitsers het ook gelezen. Het was slecht geschreven
en het laat zich moeizaam lezen.
In de tijd dat Hitler in Landsberg zat, ging het niet zo goed
met de N.S.D.A.P. Pas doen de crisis van 1929 begonnen was en
nieuwe angst en onzekerheid gingen heersen, zag en greep Hitler
zijn kans. Zijn partij ontplooide geweldige activiteiten bij de
verkiezingscampagnes. Massabijeenkomsten met S.A.-optochten en
vaandels, marsmuziek en opruiende toespraken waren aan de orde
van de dag. En met een ongelofelijk succes. In 1930 kwam de
nazi-partij van 7 of 107 zetels in de Rijksdag !