Galapagosreuzenschildpad
De
Geochelone elephantopus leeft van koele vochtige
bossen tot in droog land en wordt tot 120 cm
lang.
Er zijn minstens dertien ondersoorten van deze
reuzenschildpadden, die een gewicht van wel meer
dan 225 kg kunnen bereiken. Ondersoorten hebben
zich ontwikkeld doordat de populaties op de
verschillende eilanden van elkaar gescheiden
zijn en zich in de loop van vele duizenden jaren
aan de specifieke omstandigheden hebben
aangepast. De ontdekking van deze ondersoorten
was ��n van de belangrijkste waarnemingen die
Darwin tot zijn
theorie over het ontstaan der soorten bracht.
De schildpadden vari�ren in grootte en lengte,
in omvang van poten en bovenal in de vorm van
het pantser. Sommige ondersoorten hebben een
zadelvormig rugpantser dat aan de voorkant
omhoog gebogen is, zodat de schildpad zijn kop
recht omhoog kan heffen en zodoende een groter
voedselgebied binnen zijn bereikt heeft. Deze
ondersoorten komen alleen voor op eilanden met
een hogere vegetatie. De mannetjes zijn altijd
groter dan de wijfjes.
Deze schildpadden voeden zich met allerlei
plantenkost, die ze in de vruchtbaardere
hooglanden opzoeken. Ze paren het hele jaar
door; de mannetjes zijn gemakkelijk in staat de
kleinere wijfjes te overmeesteren en hen op de
grond te drukken voor de paring. Het maken van
een nest is nauwkeurig waargenomen op Santa Cruz,
waar een schildpaddenreservaat is. Na de paring
daalt het wijfje af naar het laagland, waar een
kale bodem onder volle zon is. Zij urineert om
de aarde zacht te maken en graaft een kuil tot
dertig cm diep met haar achterpoten. Nadat ze
maximaal zeventien eieren heeft gelegd, metselt
ze de uitgegraven aarde over de holte zodat die
goed afgesloten is. Zoals gewoon is bij
schildpadden moeten de jongen zonder enige hulp
van buitenaf uitkomen en zich uitgraven.
|