De
gebitsformule
Elke
zoogdiersoort wordt gekenmerkt door zijn eigen
gebit. Het aantal van elk van de vier soorten
tanden kan worden weergegeven in de zogenaamde
gebitsformule. Een liggende lijn geeft de
scheiding tussen de ondertanden en de
boventanden aan. Het gebit is in elke kaakhelft
altijd gelijk, dus hoeft alleen de helft van de
tanden te worden aangegeven. Als tanden van een
soort niet voorkomen, schrijven we daarvoor in
de plaats een 'O'. Zo is bijvoorbeeld de
gebitsformule voor een mens, 2123/2123. Dit
betekent dat iedere helft van de bovenkaak en de
onderkaak steeds aanwezig zijn : twee
snijtanden, ��n hoektand, twee valse kiezen en
drie ware kiezen. Een rat heeft bijvoorbeeld
geen hoektanden en geen valse kiezen en maar ��n
snijtand per kaakhelft. De gebitsformule voor de
rat is dus 1003/1003.
|