Rubriek :
Carine's Kattenpagina
Geschiedenis van de kat -
deel 1
Het
dier dat we op de dag van vandaag kennen heeft een evolutie van
minstens veertig miljoen jaar doorgemaakt. Aan de hand van
talrijke fossielen kan de oorsprong van de wilde katachtigen,
waarvan de kat deel uitmaakt, achterhaald worden. De wilde
katachtigen vormen een homogene familie. De mannelijke en
vrouwelijke dieren zijn identiek, behalve dat de mannetjes vaak
groter en zwaarder zijn. Alleen de leeuw maakt met de manen een
uitzondering op deze regel. Het zijn carnivoren die het best van
alle dieren aangepast zijn aan het vangen van levende prooien.
Het zijn heuse wereldburgers, maar men treft ze niet aan op
Antarctica, Australi�, Madagaskar, de Antillen en enkele andere
eilanden.
De familie van de katachtigen kan opgedeeld worden in drie
onderfamilies : de Nimravinae (die vandaag de dag verdwenen
zijn), de Acinonychinae (waaronder de Cheetah's en de
katachtigen met twee soortgroepen : de grote katachtigen (type
Panthera) en de kleine katachtigen (type Felis) waarvan de
huiskat rechtstreeks afstamt.
De oorsprong van de
katachtigen
Vanaf het moment dat de dinosaurussen verdwenen, ongeveer aan
het einde van het secundair hoofdtijdperk, verschenen de eerste
zoogdieren. Deze zoogdieren waren insecteneters. Zo'n zeventig
miljoen jaar geleden, in het superieur krijttijdperk, zouden ze
aan de oorsprong van de carnivoren en de primaten hebben
gestaan. In het Paleoceen omvat de fauna van de zoogdieren de
orde van de Creodonten. Dit waren kleine dieren
van ongeveer dertig cm hoog. De Creodonten hadden nogal zware
vormen, ze stonden laag op hun poten en waren half-zoolgangers.
Ze hadden wel reeds klauwen die de komst van de carnivoren
aankondigden. De eerste zoogdieren die bekend zijn uit deze
periode, waren anatomisch gezien zeer verschillend van de
zoogdieren die we nu kennen. In het Eoceen verdwenen zij weer en
werden vervangen door de spleetvoetige carnivoren.
De spleetvoetige carnivoren hadden sterke scheurkiezen die beter
ontwikkeld waren dan die van de Creodonten.
De spleetvoetigen
Vooral bij de Eucreodonten maakten de hoektanden en de
scheurkiezen een enorme ontwikkeling door. De Eucrodonten
stammen af van de Procreodonten uit het Paleoceen en zijn in
principe de voorvaderen van de huidige Carnivoren. E�n van de
eerste werd Miacis (Miacoidae) genoemd, een soort in bomen
levende genetkat uit Amerika en Eurzai�. Miacis had een langer
lichaam en langere poten dan die van de Creodonten. De naam
Miacis vormde de basis voor een familienaam : de Miaciden.
(zie foto bovenaan : lichaam zonder staart van een Miacide).
Deze vormden een soort overgang tussen de Creodonten en de
spleetvoetigen. De Miaciden waren kleine dieren die
hoogstwaarschijnlijk in de bossen leefden. Aan het einde van het
Eoceen verschenen in Amerika en Eurazi� afstammelingen van de
Miaciden. Dit waren vertegenwoordigers van de moderne
hondachtigen (honden en wolven), marterachtigen (bunzing en
wezels), beerachtigen (beren) en wasbeerachtigen (wasberen,...)
. Dieren die erg dicht bij de Miaciden lagen, zouden aan de
oorsprong gelegen hebben van de soort Civet (Mangoest), en later
de katachtigen en de heyna-achtigen. De Miaciden
vertegenwoordigen ongetwijfeld de meest waarschijnlijke
oorsprong van de spleetvoetigen, de verre voorvaderen van de
katten.
De primitieve
katachtigen
Vervolgens,
tekent zich tijdens het Oligoceen een duidelijke lijn af bij de
katachtigen. Een tendens die naar de individualisatie van de
twee verschillende lijnen van de familie zal leiden. Enerzijds
grote, robuuste en langzame dieren, uitgerust met enorme,
sabelvormige hoektanden : de Eusmilus. Anderzijds, grote katten,
soepel en snel met een gebit dat nauw verwant is met dat van de
huidige katachtigen : de Proailurus en later de Pseudailurus,
waarvan de gangen doen denken aan die van de Civetkatten. De
Fossa (Cryotoprocta ferox) is een hedendaags voorbeeld van deze
kat. De Pseudailurus zou het eerste lid zijn van de familie van
de moderne katten, waarvan Smilodon (zie foto
schedel hiernaast), in Amerika, een spectaculaire
vertegenwoordiger was. De kleine katachtigen pasten zich in die
tijd zeer snel aan alle verschillende streken aan, zowel aan
woestijnen, bossen, steppen als aan de moerassige streken. Dan
volgt het tijdperk van het Mioceen, waarin de Felis zitelli in
Europa leefde. Dit dier was erg verwant aan de wilde kat die tot
op heden in onze landen leeft en met de kat die in het quartaire
tijdperk leefde. In deze tijd kwam ook de soort Felis tot
ontwikkeling, terwijl de primitieve katachtigen, de Smilodons en
de Machairodus (soort tijgers met sabelvormige hoektanden) op
hun beurt verdwenen.
Lees verder op deel 2 van de
geschiedenis van de kat >>>