De maag
De
maag bestaat bij de meeste zoogdieren uit ��n
zakvormige holte. Bij sommige orden van
zoogdieren bestaat de maag echter uit
verschillende delen. Elk van die delen heeft dan
een eigen taak. De vier magen van de herkauwers
heten achtereenvolgens pens of voormaag,
netmaag, bladmaag of boekmaag en lebmaag. De
herkauwers rukken het gras af met de lippen en
de tong. Daarna wordt het voedsel slordig
gekauwd en dan gaat het naar de pens of
voormaag. Op een geschikt ogenblik komt het via
de netmaag terug in de mond en wordt het heel
fijn gekauwd en met speeksel vermengd. Daarna
gaat het door de slokdarmsleuf naar boekmaag en
lebmaag. In de lebmaag zitten de
spijsverteringsklieren die het zogenaamde leb
afscheiden. Van daaruit gaat het bewerkte
voedsel naar de darmen die (net als bij alle
planteneters) heel lang zijn. Bij de kameel
ontbreekt de boekmaag; die heeft dus maar drie
magen.
De lengte van de darmen hangt af van het soort
voedsel waarvan het dier leeft. Bij de
planteneters zijn de darmen bijzonder lang, soms
wel ongeveer 25 meter. De vleeseters hebben een
tamelijk kort darmstelsel. Het kortste
darmstelsel komt voor bij de vleermuis : ten
hoogste vier maal de lichaamslengte.
Bij de meeste zoogdieren heeft de darm een eigen
uitgang, om de onbruikbare afvalstoffen als
uitwerpselen te verwijderen. Een uitzondering
hierop vormen de buideldieren. Bij hen wordt het
uiteinde van de darm iets wijder tot een soort
van zak. In die holte monden ook de blaas en de
geslachtsorganen uit. Een andere uitzondering
vormt het vogelbekdier, dat dit probleem oplost
op dezelfde manier als de vogels. De vast en
vloeibare afvalstoffen en de afscheidingen van
het geslachtsorgaan verlaten door ��n kanaal het
lichaam.
|