De mond
De verschillen in de
spijsvertering tussen de verschillende
zoogdieren komen vooral tot uiting in de mond,
de maag en de darmopening. De mond wordt
afgesloten door twee vlezige lippen, die
beweegbaar zijn. De lippen kunnen gebruikt
worden voor het grijpen van voedsel, zoals bij
vele herkauwers het geval is. In de mond bevindt
zich de tong, een beweeglijke spier die naar
buiten kan worden gestoken. Bepaalde zoogdieren,
zoals de insecteneters en planteneters, hebben
een zeer lange, zachte en beweeglijke tong. Ze
kunnen hun tong soms heel ver uitsteken en
buiten hun mond heen en weer bewegen.
De mond kan ook heel klein zijn en aan het
uiteinde van een spits snuitje zitten. Zo heeft
de honing-opossum, die zich voornamelijk voedt
met stuifmeel en honing, een slurfachtige kleine
snuit met een heel klein mondje.
De slurf van de slurfdieren wordt gevormd door
de neus en de bovenlip. Die slurf kan heel
gemakkelijk bewogen worden, waardoor het dier er
iets mee kan grijpen en eventueel naar zijn mond
kan brengen. De mond zit onder de slurf en de
neusgaten zitten aan het einde van de slurf.
|