Rubriek :
Historische figuren
Napoleon III
Napoleon III,
officieel: Karel Lodewijk Napoleon Bonaparte (Parijs 20 april
1808 - Chislehurst, bij Londen, 9 jan. 1873), keizer der Fransen
van 1852 tot 1870, derde zoon van Lodewijk Napoleon, koning van
Holland, en Hortense de Beauharnais, werd na de dood van zijn
beide broers (1807 en 1831) en die van zijn neef Napoleon II
(1832) bonapartistisch troonpretendent. Na twee
dilettantistische aanzetten tot een staatsgreep (Straatsburg,
1836; Boulogne, 1840) wist hij in 1846 uit gevangenschap te
ontvluchten en verscheen onmiddellijk na het uitbreken van de
Februarirevolutie van 1848 in Parijs. Door handige propaganda
onder de arbeiders werd hij in juni door vier departementen in
de Nationale Vergadering gekozen. Na het Juni-oproer werkte ook
het verlangen van de bourgeoisie naar een 'sterke man' in zijn
voordeel, zodat hij met een bijna viervoudige stemmenmeerderheid
op zijn medekandidaat Cavaignac president van de republiek werd
(dec. 1848). Hij won klerikalen door de expeditie tegen de
Romeinse republiek en door de onderwijswet-Falloux, verving de
legerleiding in en rond Parijs door hem toegedane generaals en
groepeerde politici om zich heen die persoonlijk voordeel van
hem verwachtten.
Op 2 dec. 1851, de verjaardag van de keizerkroning van Napoleon
I, had met veel machtsvertoon en bloedvergieten de staatsgreep
plaats. Een plebisciet gaf hem recht tot grondwetswijziging en
op een ambtstermijn van tien jaar. De door hem ingestelde en
benoemde Senaat herstelde daarop het keizerrijk (2 dec. 1852).
Toen een verbintenis met een vorstendochter onmogelijk bleek,
huwde hij de Spaanse gravin Eug�nie de Montijo (1853). In zijn
buitenlandse politiek huldigde hij voorzichtig het
nationaliteitsprincipe.
Na de triomf van de in bondgenootschap met Groot-Brittanni�
gevoerde Krimoorlog (1853-1856) herinnerde een aanslag van de
Italiaanse revolutionair Orsini (1858) hem wellicht aan het
lidmaatschap - in zijn jeugd - van de Carbonari. Hij kwam de
Italiaanse nationale beweging onder Cavour te hulp en voerde een
oorlog tegen Oostenrijk met overwinningen bij Magenta en
Solferino (1859), als beloning waarvoor Sardini� een jaar later
Nizza (Nice) en Savoye aan Frankrijk moest afstaan. Ook de
koloniale en wereldpolitiek hadden zijn interesse, getuige zijn
bemoeienissen met West-Afrika, Cochin-China, China en het
mislukte avontuur in Mexico (1862-1867). Zijn hulp aan de
Italiaanse beweging vervreemdde hem echter van de reactionairen
en de klerikalen, die op den duur ook de Kerkelijke Staat in
gevaar zagen komen. Zelf was hij van het begin af aan van plan
geweest na de stevige grondvesting van zijn macht meer
democratisch te regeren. Om al deze redenen steunde Napoleons
bewind na 1860 meer op de liberalen. In 1865 stierf echter Morny,
zijn halfbroer en meest vertrouwde raadgever.
Buitenslands raakte Frankrijk ge�soleerd: van het inmiddels tot
stand gekomen koninkrijk Itali� (zonder Rome) door steun aan de
paus, van Rusland door een poging tot interventie bij een Poolse
opstand (1863). De Luxemburgse kwestie bracht een zware
diplomatieke nederlaag tegenover het steeds sterker wordende
Pruisen (1867). Juist naar aanleiding hiervan begon een
oorlogspartij onder de minister van Oorlog, Ni�l, zich op de
strijd voor te bereiden, niet gesteund, maar wel te weinig
gecontroleerd door de keizer. Deze werkte trouwens, gedwongen
door binnenlandse onrust, serieus aan verdere liberalisering van
het staatsbestel (1868). Om de oppositie de wind uit de zeilen
te nemen, stelde hij het eerste parlementaire
ministerie-Ollivier aan (1870), voerde een liberale
grondwetswijzing door (1870) en liet de gewonnen goodwill peilen
door een inderdaad zeer gunstig plebisciet: 7 tegen 11 miljoen
stemmen. Zijn stedenbouwkundige reconstructie van Parijs,
uitgevoerd door George Eug�ne Haussmann, was niet alleen een
keizerlijk prestige-object, maar was tevens bedoeld om door
krotopruiming de barricadenoorlog te voorkomen. Inmiddels had de
pas sedert mei in functie zijnde minister van Buitenlandse
Zaken, Gramont, de Frans-Duitse Oorlog onafwendbaar gemaakt (in
verband met de Emser Depesche). Na de keizerin het regentschap
te hebben opgedragen, verbleef de keizer als opperbevelhebber te
Metz (28 juli-9 aug. 1870). Hij durfde de verantwoordelijkheid
echter niet langer aan, begaf zich op 14 aug. naar het leger van
Mac-Mahon, waarmee hij op 2 sept. in krijgsgevangenschap raakte.
Na zijn vrijlating op 19 maart 1871 begaf hij zich als balling
naar Engeland.