Rubriek :
Historische figuren
Nicolaas van Cusa
Nicolaas van Cusa,
ook Cusanus (Kues [thans: Bernkastel-Kues] 1401 - Todi 11 aug.
1464), de meest veelzijdige en oorspronkelijke denker van de
late middeleeuwen.
1. Leven
Nicolaas was de zoon van een schipper. De traditionele
mening dat hij zijn eerste vorming in Deventer bij de Broeders
van het Gemene leven heeft genoten, is onwaarschijnlijk. In de
jaren 1416 en 1417 studeerde hij wijsbegeerte te Heidelberg en
daarna tot 1423 canoniek recht te Padua, waar hij promoveerde.
In deze zelfde jaren studeerde hij ook wiskunde. In 1425 ging
hij in Keulen theologie studeren bij de albertist Heymeric van
de Velde. Tussen 1426 en 1429 ontdekte hij handschriften van
Tacitus' Annalen (I-VI) en van twaalf komedies van Plautus. In
1428 en 1435 weigerde hij de Leuvense leerstoel in het canoniek
recht. Hoewel Nicolaas zich als deelnemer aan het Concilie van
Basel en in het aldaar gereed gekomen werk De concordantia
catholica (1433) als een gematigde conciliarist opstelde, koos
hij bij de overplaatsing van het Concilie naar Ferrara de zijde
van paus Eugenius IV en verdedigde nadien de pauselijke rechten.
Ook droeg hij veel bij tot de verzoening tussen de paus en het
Duitse Rijk (Wener Concordaat van 1448). In 1448 werd hij
kardinaal en in 1450 bisschop van Brixen (tegenwoordig
Bressanone). In 1458 kreeg hij een functie in de
hervormingscommissie van de pauselijke curie en ontwierp hij een
theologisch welgefundeerde kerkhervormingsregeling (Reformatio
generalis). Hij ligt begraven in de San Pietro in Vincoli te
Rome. In Bernkastel-Kues bestaat nog zijn stichting, het St.
Nikolaus Hospital, waar men zijn bibliotheek bezit.
2. Werk
Nicolaas probeerde de beste gedachten te puren uit
denkers als Albertus Magnus, Thomas van Aquino, Bonaventura en
Raymundus Lullus. Voor de richting van zijn denken is echter het
middeleeuws platonisme van beslissende invloed geweest. In het
universum ontvouwt en contraheert zich volgens Nicolaas van Cusa
de goddelijke Zijnsvolheid zowel in de soorten en individuen
alsook in de onderlinge relaties van de dingen. God is als het
ondeelbaar middelpunt van de wereld (het absolute minimum)
overal aanwezig, als oneindige uitgestrektheid echter (het
absolute maximum) nergens (in ruimtelijke zin). De menselijke
ziel bevat het levende beeld Gods en de mens zelf is de 'wereld
in het klein' (microkosmos). Het menselijk kenvermogen bereikt
pas in de vereniging met God zijn voltooiing. Op
rationeel-logisch vlak kan er, wanneer het de oergrond van de
dingen betreft, slechts sprake zijn van een niet-weten (docta
ignorantia). De rationeel-logische tegenstellingen moeten worden
getranscendeerd en vallen in God samen (zie coincidentia
oppositorum). De sprong naar de transcendentie wordt bij
Nicolaas van Cusa voorbereid door zijn opvatting van wiskundige
oneindigheid. Nicolaas' oeuvre is bijzonder omvangrijk; hij
schreef over de kerkelijke en staatkundige problemen van zijn
tijd, over wis- en natuurkunde en een grote reeks
wijsgerig-theologische werken, waarvan de drie boeken De docta
ignorantia (voltooid 1440) het bekendst zijn. Bovendien zijn ca.
300 preken van hem bewaard gebleven.