Rubriek : De
mens - algemeen
De Perzische oorlogen - deel
1
Het grote Perzische
rijk, dat door koning Darius (521-486 voor Christus) werd
bestuurd en georganiseerd, had ook een aantal Griekse steden
binnen zijn grenzen. Deze steden, gelegen op de kust van
Klein-Azi�, begonnen een opstand tegen de Perzische
overheersers. De door de Perzen in de steden aangestelde
tirannen werden gevangen genomen, en alles werd in staat van
verdediging gebracht. Tevens stuurde men een gezantschap naar
het moederland, met het verzoek om hulp.
Het machtige,
militaristische Sparta kwam natuurlijk het eerst in aanmerking
voor zo'n verzoek. Maar toen de Spartanen hoorden dat ze dan
minstens drie maanden van huis zouden zijn, weigerden ze. Zo
lang immers konden ze hun vaderstad met het oog op de heloten
niet alleen laten. In Athene echter was de stemming
welwillender. De Volksvergadering besloot de Grieken in
Klein-Azi� met een kleine vloot van twintig schepen te helpen.
En de stad Eretria op het eiland Euboea beloofde vijf grote
oorlogsschepen te zullen zenden. Meer hulp werd er vanuit
Griekenland niet gegeven.
In het voorjaar van 499 voor Christus begon de strijd. De legers
van de Grieken en de Perzen leverden slag bij de rivier de Halys.
De Grieken leden een zo gevoelige nederlaag, dat de Atheners de
moed opgaven. Met hun kleine vloot keerden ze naar huis terug.
De Grieken van Klein-Azi� echter waren dan wel te land
verslagen, hun vloot telde toch nog altijd 350 oorlogsschepen en
daarmee wilden ze de strijd verder zetten. Maar de Perzische
vloot bestond uit ruim zeshonderd schepen en die overmacht bleek
te groot te zijn. De Griekse steden in Klein-Azi� werden opnieuw
onderworpen. Het laatst viel in 195 voor Christus het grote
Milete in Perzische handen.
Darius, die zich in zijn eer aangetast voelde omdat Athene en
Eretria de Grieken in Klein-Azi� tegen hem, de machtige koning
der Perzen, hadden durven helpen, besloot Griekenland bij zijn
rijk te voegen. Daartoe rustte hij een leger en een vloot uit.
Zijn schoonzoon Mardonius kreeg er het opperbevel over. In 493
voor Christus ging deze op weg en hij bereikte in de zomer de
Hellespont. Na die te zijn overgestoken, gaf hij de vloot
opdracht langs de zuidkust van Thraci� te zeilen. Het leger
moest over land in westelijke richting oprukken. Zonder veel
problemen werde de Thracische steden onder Perzisch gezag
gebracht. Macedoni� onderging hetzelfde lot. De onderneming leek
voor de Perzen een groot succes te worden. Toen echter greep de
onberekenbare natuur in. Bij het ronden van de rotsachtige Kaap
Athos brak er een zware storm los. Zeker driehonderd schepen en
20.000 man verdwenen in de golven. Mardonius durfde de veldtocht
toen niet meer door te zetten en keerde met zijn leger naar
Klein-Azi� terug.
Darius was wel teleurgesteld over de mislukking van de expeditie
naar Griekenland, maar opgeven wilde hij allerminst. Om de
moeilijke weg over land te vermijden, besloot hij die keer een
vloot met een landingsleger naar Euboea te laten zeilen om eerst
de stad Eretria af te straffen en vervolgens met Attica af te
rekenen. Terwijl hij zich op de nieuwe onderneming voorbereidde,
stuurde hij in 491 voor Christus al vast gezanten naar
Griekenland met de eis dat de Grieken zich onvoorwaardelijk aan
de Perzische heerschappij zouden onderwerpen. Alle Griekse
steden voldeden aan die eis. Alleen Sparta en Athene weigerden.
Deze twee stadstaten maakten zich op om de vreemde dreiging het
hoofd te bieden. Sparta was natuurlijk altijd strijdvaardig,
maar Athene moest de nodige maatregelen nemen. De stad benoemde
tien bekwame veldheren, onder wie Themistocles en Miltiades.
Darius had twee opperbevelhebbers benoemd, namelijk Datis en
Artafernes. Nadat het reusachtig grote Perzische leger
ontscheept was, werd Eretria op het eiland Euboea na een belg
van zes dagen ingenomen. Kort daarop stak het Perzische leger
naar Attica over en sloeg het kamp op in de Vlakte van Marathon,
42 km van Athene verwijderd. De toestand zag er voor de Grieken
niet bepaald rooskleurig uit. De Atheners zonden terstond een
renbode naar Sparta, met het verzoek onmiddellijk ter
ondersteuning uit te rukken.
Tot grote teleurstelling van de Atheners lieten de Spartanen
weten dat ze pas over tien dagen konden komen. Eerder mochten ze
volgens hun godsdienstig gebruik niet weg. De inwoners van
Athene stonden er dus alleen voor. De meningen over de te volgen
tactiek waren sterk verdeeld. Moest men de vijand afwachten
binnen de muren van de stad, of m�oest men met de hele
krijgsmacht tegen de Perzen oprukken en slag leveren in het
vrije veld ? Tot dit laatste werd tenslotte besloten. Zo trok
dan het Atheense leger de stad uit, een vijand tegemoet die
zeker tien keer zo talrijk was. Op het laatste ogenblik kwamen
nog duizend zwaarbewapenden uit Plataeae de Griekse gelederen
versterken.
De Grieken, die geoefend waren in de strijd van man tegen man,
stormden op de Perzische soldaten in. Eerst weerstonden die de
druk, maar weldra werden ze naar hun schepen terug gedrongen. Ze
hesen zich aan boord en zeilden zo snel ze konden weg. De
Atheners slaagden erin zeven Perzische schepen buit te maken. De
hele vijandelijke legerplaats viel hun eveneens in handen, met
alle voorraden en kostbaarheden. Meer dan zesduizend gedode
Perzen bleven op het slagveld achter. Van de Grieken waren er
nog geen tweehonderd gesneuveld. Miltiades, die het opperbevel
had gevoerd, kon tevreden zijn. Het gevaar was echter nog niet
geweken, want de Perzische vloot zette koers naar Athene. Toen
de dappere Grieken dat merken, gingen ze onmiddellijk op weg
naar hun vaderstad, hoe vermoeid ze na de slag ook waren. En
werkelijk, nog dezelfde avond rukten ze de poorten van hun stad
binnen. In het duister van de nacht verschenen de eerste
Perzische schepen op de rede nabij Athene. Toen Artafernes den
Datis bemerkten dat Athene helemaal niet meer onverdedigd was,
zoals ze hadden gehoopt, gaven ze het bevel tot de terugtocht.
Tegen de avond van de volgende dag kwam een Spartaanse
strijdmacht van tweeduizend man bij Athene aan. De krijgers
waren zo vol vuur om tegen de Perzen te vechten, dat ze de
afstand tussen de twee steden in drie dagen hadden afgelegd.
Groot was hun teleurstelling toen ze hoorden dat de strijd al
voorbij was, maar als echte Spartaanse soldaten lieten ze daar
niets van merken. Ze namen het slagveld in ogenschouw, prezen de
dapperheid van de Atheners en keerden naar huis terug. (foto :
marmeren plaat met oorlogstafereel tussen de Grieken en de
Perzen)
Lees verder op de Perzische
Oorlogen - deel 2 >>