Rubriek :
Carine's Hondenpagina
Reukzin van de hond
Waar
de mens voornamelijk gebruikt maakt van zijn ogen ( het visuele
) en er heel wat zaken op die manier zijn aandacht trekken,
maakt de hond in hoofdzaak gebruik van zijn reukorgaan. Hij laat
zich leiden door geuren en herkent zo bijvoorbeeld iemand in
eerste instantie aan zijn geur en niet aan zijn gezicht. De hond
interesseert zich dan ook aan andere dingen dan de mens;
voornamelijk dingen die hij kan 'ruiken'.
Hij is echter wel selectief in zijn interessepunten; zo
interesseert hij zich niet aan alle geuren, maar wel aan dingen
die voor hem een 'betekenis' hebben. Biologisch gezien beschikt
elke hond gemiddeld over zo'n 220 miljoen reukcellen in de neus.
Een mens heeft er bijvoorbeeld maar 5 miljoen. Daarbij komt nog
dat honden 'dichter' tegen de grond leven dan mensen. Hun neus
is dan ook beter ontwikkeld dan de onze en bovendien : een hond
kan 'snuffelen'. Via de geur gaat de hond van alles onderzoeken
: voedsel, de richting waar het voedsel te vinden is, zijn
omgeving, informatie over z'n soortgenoten en z'n territorium.
Communicatie via de reukzin
Onder andere via z'n 'reukzin' gaat de hond dus met ons
communiceren. Natuurlijk ook via z'n andere zintuigen, maar die
worden besproken op afzonderlijke pagina's (vb. lichaamstaal van
de hond).
Een belangrijk punt hierbij is de stoelgang en het plassen.
Dominante honden deinzen er niet voor terug om, wanneer ze een
'nieuw territorium' betreden, uitgebreid hun 'visitekaartje'
achter te laten. Dat visitekaartje bevat trouwens alle
persoonlijke informatie van de hond : z'n geslacht, z'n plaats
in de rangorde, z'n leeftijd en z'n gemoedstoestand. Honden die
in een vreemde omgeving ( vb. tijdens een wandeling ) hun
behoefte niet doen, zijn 'ondergeschikte' honden, met weinig
zelfvertrouwen. Die gaan wachten tot ze thuis zijn om, tot
onbegrip van baasje, hun behoefte te doen.
Sommige dominante honden zijn in staat om zo'n tachtig
'geurposten' uit zetten in vier uur tijd. Alle reeds bestaande
geurposten moeten 'oversproeid' worden en liefst 'zo hoog'
mogelijk, zodat de geur zich het best kan verspreiden. Bij
sommige dominante vrouwtjes werd zelfs vastgesteld dat ze bij
het urineren 'pootje heffen'.
Geurstoffen behoren dus tot de belangrijkste signalen die een
hond kan uitsturen. De aanwezigheid van geuren kan en zal zijn
gedrag bepalen. Wanneer hij bijvoorbeeld binnenkomt in een
ruimte waar de geur van een soortgenoot overheerst, dan kan hij
niet anders dan daarop reageren. Ofwel gaat hij zich
ongemakkelijk gedragen, ofwel gaat hij z'n eigen geur
verspreiden. Feit is .... hij zal iets doen.
In die zin is het dan ook maar heel normaal dat een hond z'n
visitekaartje wil achterlaten bij de dierenarts of bij de
hondentrimster, want hij 'moet' in principe reageren op de
aanwezigheid van geuren van soortgenoten.
Met deze weetjes in het achterhoofd kunnen we wellicht beter
begrijpen dat een hond zich na een wasbeurt, of na het aandoen
van een vlooienband of behandeling met een vlooienproduct, zich
de eerste momenten ietwat onwennig voelt. Hij is z'n
persoonlijke geur kwijt en die is van vitaal belang in 'zijn'
hondenwereld. Dus gaat de hond op zijn manier zorgen ( soms tot
ergernis van z'n baasje ) dat hij z'n eigen geur terugkrijgt.
Hij gaat zich uitgebreid wentelen in zaken die z'n eigen geur
bevatten of gaat uitgebreid urineren.