Rosse woelmuis
Groep : op het land levende
zoogdieren
De
rosse woelmuis behoort tot de grote
knaagdierenfamilie Muridae, samen met muizen,
hamsters en ratten. Er zijn zeven soorten binnen
zijn geslacht. Op het eerste gezicht wordt de
rosse woelmuis vaak aanzien voor een gewone
muis. Hij kan worden aangetroffen in de bossen
van Europa en Centraal-Azi�. Dit knaagdiertje
heeft een gedrongen lijf en ronde kop, en een
glanzende vacht van roodachtig bont. Hij kan
razendsnel rennen en klimmen als hij wordt
bedreigd. Een wandelaar ziet vaak niet meer van
hem dan een wegschietende roodbruine streep.
De rosse woelmuis is voornamelijk te vinden
onder het dichte gebladerte van loofbossen of
naaldwouden op koude, rotsachtige bodem, waar
volop voedsel is. Daar holt en draaft hij in het
rond, onder en tussen de afgevallen takken en de
boomstronken en klimt met groot gemak. Hij kan
zelfs kleine stukjes zwemmen. Omdat hij zo klein
is, is hij een makkelijke prooi voor roofdieren
zoals uilen, torenvalken en
wezels. Daarom probeert hij voortdurend uit
het zich te blijven. De woelmuis benut hiervoor
veelgebruikte routes door het kreupelhout of
onder de sneeuw, of ondiepe ondergrondse gangen
die kriskras door zijn territorium lopen. Hij
maakt zijn nest meestal in een hol onder de
grond. Soms ook boven de grond, in een boomholte
of onder een blok hout. De rosse woelmuis leeft
in groepen en kan in een klein gebied een grote
populatie vormen, met overlappende territoria.
Zoals de meeste knaagdieren hebben rosse
woelmuizen een korte levensverwachting. Ze zijn
daarom al geslachtsrijp als ze nog maar vier
maanden oud zijn. Dit betekent dat een vrouwtje
dat aan het begin van de paartijd wordt geboren,
nog datzelfde jaar zelf een nest jongen kan
krijgen. Een ontvankelijk vrouwtje paart met het
dominante mannetje in haar territorium en kan
maar liefst vier keer per jaar werpen. Het
mannetje zorgt niet voor het vrouwtje noch voor
de jongen na de paring. De jongen voeden zich
met moedermelk tot ze na een twee tot drie weken
zijn gespeend.
Het dieet van de rosse woelmuis verandert met
het seizoen en beschikbaarheid. Hij verlaat zijn
nest voor korte uitbarstingen van
foerageeractiviteit, zowel overdag als tijdens
de nacht maar vooral in de ochten- en
avondschemering. Deze woelmuis speurt de
bosbodem af naar voedsel zoals paddestoelen,
wortels, korstmossen en boomschors. Omdat hij
een goede klimmer is, zoek hij ook in struiken
en kleine bomen naar bessen, jonge bladeren en
noten, met name hazelnoten. In de herfst slaat
hij overtollig voedsel op in zijn nest, voor de
schrale wintermaanden.
Alleen al in Engeland bestaat de populatie
woelmuizen naar schatting uit 23 miljoen,
ondanks hun natuurlijke vijanden. Twee van zijn
grootste vijanden zijn de kleine wezel en de
hermelijn. Sommige rosse woelmuizen die in de
gematigde zone leven, worden als een plaag
aanzien voor de landbouw vanwege het eten van
zaden en zaailingen.
|