Het skelet
De zoogdieren hebben een
bijzonder ingewikkeld skelet of geraamte. De
bijzondere kenmerken van het geraamte zijn
afhankelijk van de levenswijze, de voortplanting
en de voeding van de diersoort. Een uitzondering
vormen de gordeldieren. Die hebben een zogenaamd
huidskelet, dat bestaat uit benen platen die
stevig met elkaar verbonden zijn.
De schedel is bij de zoogdieren en voornamelijk
bij de mensapen en de mens, meer ontwikkeld dan
bij andere dieren. Kenmerkend voor de mensapen
en de mens is de verbinding tussen de schedel en
de eerste wervel van de werverkolom, de
zogenaamde atlas. Deze verbinding komt tot stand
door twee gewrichtsknobbels, aan beide zijden
van de achterhoofdsholte. Hierdoor kan het hoofd
alleen maar op en neer bewegen. De draaiende
beweging van het hoofd wordt mogelijk gemaakt
door de speciale manier waarop de tweede
halswervel verbonden is met de atlas.
De meeste zoogdieren hebben zeven halswervels.
Een uitzondering is de luiaard met negen
halswervels. Het aantal wervels in de rest van
de wervelkolom verschilt sterk van soort tot
soort. Vooral het aantal staartwervels kan sterk
verschillen. De wervels van de ruggegraat of
wervelkolom zijn niet rechtstreeks door
gewrichten met elkaar verbonden, maar door
middel van kraakbeenschijven. Daardoor heeft de
wervelkolom een zekere rekbaarheid en
buigzaamheid.
De vorm van de schouderbladen, het bekken en
vooral van handen en voeten kan bij de
verschillende soorten volkomen anders zijn. Dat
is steeds afhankelijk van de functie van de
ledematen. Dit geldt ook voor de andere
beenderen van het geraamte. Zo is bijvoorbeeld
het sleutelbeen sterk ontwikkeld bij zoogdieren
die hun voorpoten veel gebruiken. Bij de
zoogdieren die voornamelijk hun achterpoten
gebruiken, bijvoorbeeld om heel hard te lopen of
om te kunnen springen, is het sleutelbeen vaak
maar heel klein. Soms bestaat het sleutelbeen
uit niet meer dan een rekbare verbinding tussen
de voorpoten.
Van de meeste zoogdieren is het bekken groter
dan de schouders. Bij de verschillende soorten
kan het bekken veel verschillen in vorm en
omvang. Bij de walvisachtigen is het bekken
bijvoorbeeld vrijwel niet ontwikkeld. Kenmerkend
is de bouw van het bekken van de buideldieren en
het vogelbekdier. Hun bekken bestaat uit twee in
de breedte lopende beenderen. Men heeft de
functie van dit vreemdsoortige bekken nog niet
kunnen ontdekken.
|