Rubriek :
Paleontologie
De Trias-periode
Trias, de oudste
periode van het Mesozo�cum, gedateerd tussen 248 miljoen jaar
(einde Perm) en 205 miljoen jaar (begin Jura).
De naam verwijst naar de opvallende driedeling van het systeem
in Midden-Europa, in Bontzandsteen, Muschelkalk en Keuper. In
Middenoost-Nederland komt het Triasmassief voor, met in de
R�tetage keukenzoutafzettingen (Boekelo; Hengelo). De
Atlantische Oceaan en waarschijnlijk de Indische Oceaan waren in
de Trias nog niet gevormd. Tektogenetisch overheerste
geosynclinale daling met onderzees vulkanisme. In de Trias
ontbraken ijstijden en op de vastelanden overwogen
woestijncondities. Tegen het einde werd door vochtiger
omstandigheden plaatselijk vorming van steenkool mogelijk.
Naast lagere planten groeiden op het land eerst vooral
naaldbomen; in het Keuper overheersten boomgrote
paardenstaartachtigen en varens en varenachtigen. Onder de
gewervelde dieren waren de beenvissen nieuw; de reptielen
ontwikkelden zich sterk.
Ongeveer tweehonderd miljoen jaar geleden begon een nieuw
tijdperk, het Mesozo�cum. Dit was de tijd dat de reptielen
werkelijk belangrijk werden. Gedurende zo'n goeie 130 miljoen
jaar zouden de reptielen zich ontwikkelen totdat ze het land, de
zee en de lucht beheersten. Het opzienbarendst en zeker het
meest bekend zijn de dinosaurussen. De meeste (maar niet alle)
waren groot en sommige konden een gewicht van wel 50 ton
bereiken. De naam 'dinosaurus' die letterlijk 'verschrikkelijke
hagedis' betekent, omvat een grote groep waartoe in feite twee
soorten behoren. Tot de eerste groep behoren onder andere de
Allosaurus en de Brontosaurus en tot de andere groep de
Stegosaurus en de Trachydon.
De Trias-periode, de eerste onderafdeling van het mesozo�cum,
was voor Noord Amerika eigenlijk een anti-climax. In het
rumoerige einde van het voorgaande tijdperk was een bergketen
ontstaan in het oosten (Appalachia) en het begin van de
Trias-periode werd gekenmerkt door voortdurende verwering toen
stromen en rivieren en de wind deze 'plooi' in het oppervlak
begonnen aan te tasten. Later in de Trias-periode ontstond door
plooiing en rijzing van de bodem in dit gebied een smalle keten
van gekantelde rotsblokken, met diepe geulen ernaast. Toen deze
geulen werden gevormd, ging de afzetting van sediment dat
afkomstig was van het omringende hoogland snel verder op de
dalende bodem ervan. Daarom bevatten ze nu een rijkdom aan
rotsen uit de late Trias-periode, die gezamelijk werden
aangeduid als de Newark-groep. Deze lagen zijn plaatselijk m��r
dan zesduizend meter dik. In de huidige Rocky Mountains werd van
het vasteland afkomstige afzetting over een uitgestrekt gebied,
onder droge omstandigheden, neergelegd. De rode en
purperkleurige leisteen en zandsteen die op deze manier werd
gevormd, zorgt thans voor het kleurrijke landschap van de
woestijn in Arizona. In het westen reikte een uitloper van de
zee van Californi� tot het zuiden van Canada in het begin van de
Trias-periode. Hierin zette zich leisteen en kalksteen af, dat
rijk is aan fossielen.
Tijdens de Trias-periode kwam een brede gordel land, van Utah en
Nebraska tot Canada, langzaam omhoog en aan elke kant ervan
vormde zich een geosynclinale.