Rubriek : De
mens -
geschiedenis
De landen van de vrije wereld
Lange tijd vormde de
Monroe-leer het leidende beginsel voor de buitenlandse politiek
van de Verenigde Staten van Amerika. President Monroe (
1817-1825) had in december 1823 verklaard, dat de Europese
mogendheden zich niet met de Amerikaanse binnenlandse
aangelegenheden mochten bemoeien. Op hun beurt zouden de
Verenigde Staten zich dan niet met Europese kwesties inlaten.
Deze politiek noemt men het isolationisme. Ten aanzien van
Europa hebben de
Amerikanen
zich tot 1917 aan de Monroe-leer gehouden.
In dat jaar liet president Wilson zijn land aan de Eerste
Wereldoorlog deelnemen. Tegelijkertijd kwam hij met zijn plan
voor de Volkenbond, die in de toekomst oorlog zou moeten
voorkomen. Zijn landgenoten zagen maar weinig in deze
internationale organisatie en keerden terug naar het
isolationisme. Roosevelt moest bij zijn hulpverlening aan de
Britten in het begin van de Tweede Wereldoorlog nog omzichtig
omspringen met de Leen- en Pachtwet. Na deze oorlog waren de
Verenigde Staten toch gedrongen in de rol van ��n van de
grootste mogendheden ter wereld, een rol waarmee ze echte wel
even moeite hadden. President Truman (1945-1953) - zie foto -
besefte dat de Verenigde Staten zich niet aan hun
verantwoordelijkheid konden onttrekken. Hij verklaarde dat zijn
land altijd alle vrije volken zou helpen bij het verdedigen van
hun vrijheid. Deze verklaring veroorzaakte een omwenteling in de
Amerikaanse buitenlandse politiek en is bekend geworden als de
Truman-leer.
Vanuit het standpunt van de Truman-leer was een economisch
verzwakt en arm West-Europa na de Tweede Wereldoorlog een
onaanvaardbare zaak. Daarom werd er een groot Europees
Herstelprogramma opgezet. De toenmalige Amerikaanse minister van
Buitenlandse Zaken, George Marshall (1880-1959), kwam met een
plan tot economische hulpverlening, dat naar hem het
Marshall-plan werd genoemd. Rusland wilde van de aangeboden hulp
geen gebruik maken, omdat de Russen inmenging in hun
binnenlandse aangelegenheiden vreesden. De belangrijkste
doelstelling van het Marshall-plan was in de zestien deelnemende
landen de productie te verhogen. De hulpverlening, ter waarde
van vele tientallen miljarden dollars, hielp West-Europa er weer
volledig bovenop en gaf het grote welvaart.
Begin 1947 verliet Truman de vredelievende politiek die tot dan
toe tegenover de Sowjetunie was gevoerd. Ervoor in de plaats
kwam de Containment-politiek, de politiek die erop gericht was
het communisme in de wereld binnen de perken te houden. Een
voortvloeisel van de Containment-politiek was de oprichting van
de NAVO, de Noord-Atlantische Verdrags Organisatie.
Dit was een verdrag dat wederzijds steun beoogde voor het geval
de Oostbloklanden tot een aanval op ��n van de NAVO-leden zou
overgaan. Een leidende positie in dit bondgenootschap had en
heeft Amerika, dat permanent troepen in Europa heeft gelegerd.
De andere deelnemende landen zijn Belgi�, Nederland, Luxemburg,
Canada, Denemarken, Noorwegen, Groot-Brittanni�, Frankrijk,
Itali�, Portugal en Ijsland. Griekenland en Turkije traden in
1952 toe, maar hun onderlinge geschillen maken hen tot weinig
bruikbare partners.
Generaal de Gaulle vond het
Amerikaanse overwicht in de NAVO te groot. Daarom trok Frankrijk
zich op 1 juli 1966 uit de NAVO terug, maar Frankrijk bleef wel
bondgenoot. De zetel van de Raad van de NAVO werd toen
verplaatst van Parijs naar Brussel.
De Raad wordt gevormd door de ministers van Buitenlandse Zaken
van de lidstaten. Deze Raad neemt de belangrijke beslissingen
voor het algemeen beleid. Opdat geen enkele lidstaat in een
positie wordt gedrongen waarin hij zich niet wenst te bevinden,
geldt het beginsel van eenparigheid van stemmen. Dit wil zeggen
dat besluiten met algemene (alle) stemmen moeten worden genomen.
Als antwoord op de NAVO vormden de Oostbloklanden het Pact van
Warschau. Directe aanleiding vormde het opnemen van de Duitse
Bondsrepubliek in de NAVO in 1955. Het Warschau-Pact tussen de
Sowjetunie, Albani�, Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemeni�,
Tsjechoslowakije en de Duitse Democratische Republiek hield
wederzijdse bijstand in. De troepen van de deelnemende landen
kwamen onder een verenigd opperbevel. Het Pact van Warschau werd
door de Sowjetunie gebruikt om de invallen in Hongarije van 1956
en in Tsjechoslowakije van 1968 te rechtvaardigen.
In 1968 verklaarde de Russische partijsecretaris Breznjev
zelfs dat de Sowjetunie en haar bondgenoten het recht
hadden, in landen als Tsjechoslowakije in te grijpen. In dat
geval immers moest de socialistische staat beschermd worden
tegen een contra-revolutie. Deze opvatting is als de
Breznjev-doctrine of Breznjev-leer vastgelegd. De
Containment-politiek beperkte zich overigens niet tot Europa.
Nadat Cambodja in 1949 en Laos in 1954 door Frankrijk als
onafhankelijke staten waren erkend, moest de Franse vlag ook
gestreken worden in Vietnam. Op 8 september 1954 werd nu de
ZOAVO, de Zuid-Oost-Aziatische Verdrags Organisatie opgericht om
het communisme in te dammen. De deelnemende landen waren de
Verenigde Staten van Amerika, Frankrijk, Groot-Brittanni�,
Australi�, Nieuw-Zeeland, Pakistan, de Filippijnen en Thailand.
Deze organisatie strekte zich dus duidelijk uit over gebieden in
het Verre Oosten, die de Verenigde Staten altijd al als hun
invloedssfeer hadden beschouwd. Gedurende de Vietnamese Oorlog
trokken Frankrijk en Pakistan, die het niet eens waren met het
optreden van Amerika in Vietnam, zich uit de organisatie terug.
In september 1975 volgde de ontbinding van deze organisatie.
De laatste steen, de sluitsteen als het ware in de Containment,
vormde het in 1955 gesloten Pact van Bagdad. Lid daarvan waren
Pakistan, Iran, Irak en Turkije. Irak trad in 1958 uit dit
verbond na een staatsgreep door generaal Kassem. Deze ging een
andere politiek volgen. Sindsdien sprak men niet langer over het
Pact van Bagdad, maar van de CENTO of Central Treaty
Organisation, ofwel Centrale Verdrags Organisatie.