Ichtyosaurussen en plesiosaurussen
Al
heel lang geleden heeft men fossielen gevonden
in leisteengrotten in Duitsland en Engeland. Het
waren resten van ichtyosaurussen : visvormige
dieren die oorspronkelijk vis-reptielen werden
genoemd. Omdat de fossielen in de leisteen in
bijna volmaakte staat verkeerden, heeft men deze
dieren zorgvuldig kunnen bestuderen.
Arbeiders in leemgrotten in Zwitserland vonden
ook dergelijke overblijfselen. Het waren
eveneens fossielen van ichtyosaurussen. Ze
werden met de grootste voorzichtigheid te
voorschijn gehaald. Er kwam grote vraag van
museums en verzamelaars naar deze fossielen. De
prijs ervan steeg enorm, vooral van de
exemplaren waarvan ook de huid nog gaaf was,
zodat behalve het geraamte ook de uiterlijke
vorm bewaard was gebleven.
De ichtyosaurussen vormden een grote groep
reptielen uit het Mesozo�cum, die uitsluitend in
zee leefden. Ze hadden de vorm van een vis en ze
leken in grote trekken op de tegenwoordige
dolfijnen. De ichtyosaurussen hadden geen sterk
gebit en ze voedden zich met vissen en koppotige
weekdieren. Ze kwamen nooit op het vasteland. Ze
brachten hun jongen in open zee levend ter
wereld. Deze laatste bijzonderheid werd
bevestigd toen een uitzonderlijk fossiel werd
gevonden, dat bijzonder gaaf was gebleven. Dit
was het fossiel van een barend moederdier. Het
ichtyosaurus-vrouwtje en de pasgeborene moeten
in een ondiepe laag modder zijn gevallen en
onmiddellijk zijn bedekt door slijk, zodat hun
lichamen niet vergingen.
De ichtyosaurussen hadden een volkomen kale
huid, wat nog een overeenkomst vormt met de
walvis-achtigen. Aangezien de ichtyosaurussen in
dezelfde omgeving leefden als thans de
walvis-achtigen en ze eveneens zeer goed aan het
leven in het water waren aangepast, vertonen ze
veel overeenkomsten. De ichtyosaurussen hadden
midden op de rug ��n enkele vin. De 'ledematen'
bestonden uit middelgrote vinnen en op hun
staart hadden ze allemaal een grote,
rechtopstaande vin. Dit is een belangrijk
verschil met de walvis-achtigen, die op hun
staart een horizontale vin hebben.
De ichtyosaurussen hebben waarschijnlijk geleefd
tot aan de
Trias-periode
. In hun bloeiperiode kwamen ze
voor in vele soorten en in soms kolossale
afmetingen. De Leptopterugius acutirostris,
waarvan resten zijn gevonden in Frankrijk,
Duitsland en Engeland, was ruim twaalf meter
lang. Zijn kop was meer dan twee meter groot.
In de Jura-periode
waren de ichtyosaurussen veel zeldzamer dan
voordien en ook veel kleiner van afmeting. In
de Krijt-periode
bestond nog maar ��n soort ichtyosaurus, die aan
het eind van die periode eveneens uitstierf.
Een andere orde van zee-reptielen die tijdens
het Mesozo�cum leefde, waren de plesiosaurussen
of slanghagedissen. Deze dieren konden redelijk
goed zwemmen en ze voedden zich voornamelijk met
vissen. Ze hadden lange stevige vinnen, die
ongeveer zo groot waren als roeiriemen en die ze
ook als zodanig gebruikten. Hun staart was niet
zo opvallend groot. (foto: ichtyosaurussen)
|