Rubriek :
Plant - algemeen
Mossen, varens en andere
sporenvormers
Voortplanting
door eencellige sporen is niet alleen aan lagere planten
voorbehouden. Ook de hogere planten met bladeren, stengels en
wortels vormen sporen, zelfs de bloemplanten, al zijn de sporen
hier niet gemakkelijk als zodanig te herkennen. Onder de hogere
planten zijn de sporeplanten in engere zin de mossen ( Bryophyta)
en varenplanten (Pteridophyta) - waartoe varens (Filicinae),
paardestaarten (Equisetinae) en wolfsklauwen (Lycopodinae)
behoren - in menig opzicht bijzonder oorspronkelijke planten,
die terug te voeren zijn tot de devonische
oerflora.
Er is een tijd geweest, waarin de sporenvormende planten, die
tegenwoordig maar een bescheiden gedeelte van de flora uitmaken,
uitgestrekte wouden vormden. Vooral de overgang van het Devoon
naar de Steenkooltijd of het Carboon
ging gepaard met een explosieve ontwikkeling van varens,
wolfsklauwen en paardestaarten tot een enorm belangrijke groep,
waarin behalve talrijke kruiden ook imponerende reuzen - ruim
dertig meter hoog - tot ontwikkeling kwamen. Afdrukken van delen
van wolfsklauwachtige schub- en zegelbomen (Lepidodendron en
Sigillaria), van reuzenpaardestaarten (Calamites) en boomvarens
(zie foto) treffen we in grote hoeveelheden aan in steenkool en
andere carbonische gesteenten. Echte bloemplanten kwamen in deze
periode nog niet voor.
In het algemeen ontstaan sporen door celdeling, dus door een
ongeslachtelijk proces. Maar de plant of het gedeelte van de
plant waaraan de sporen ontstaan, is zelf uit een geslachtelijk
proces voortgekomen : sporeplanten vertonen generatiewisseling,
waarbij geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting elkaar
regelmatig afwisselen. In de natuur vormt de mosflora op veel
plaatsen een vochtige deken, die het regenwater vasthoudt en
wegspoelen van de humuslaag voorkomt. Door kappen van het bos
wordt de vegetatie gedood en in heuvelachtige streken wordt de
humuslaag dan gemakkelijk weggespoeld met als gevolg :
overstromingen in de lagere gebieden. Herbebossing is dan de
enige remedie.
Veenmos (Sphagnum) is karakteristiek voor de voedselarme
hoogvenen : dit plantje kan in speciale grote en lege cellen
ruim veertigmaal het eigen gewicht aan water opzuigen. Dit
enorme vochtbindend vermogen maakt het veenmos ook bijzonder
geschikt als opvulling voor bloemenmanden en zelfs - omdat het
bovendien de antiseptische stof sphagnol bevat - als
verbandmateriaal in noodgevallen.