Orde van de slurfdieren
Het voornaamste kenmerk van de slurfdieren is
uiteraard een slurf. Die slurf is in feite niets
anders dan een verlenging van de neus en de
daarmee vergroeide bovenlip. De voorpoten kunnen
vier of vijf hoeven hebben en de achterpoten
drie hoeven, zoals de
Afrikaanse
olifant. De
Indische olifant heeft aan de voorpoten vijf
hoeven en aan de achterpoten vier hoeven. De
slurfdieren hebben een onvolledig gebit. De twee
bovenste snijtanden groeien steeds door, in de
vorm van slagtanden. Het mannetje van de
Afrikaanse olifant heeft enorme slagtanden. Niet
alle tanden doen werkelijk dienst. De echte
gebitsformule is 1033/0033 en de formule voor de
tanden die gebruikt worden is 1001/1001. De
oorschelp kan enorme afmetingen aannemen, zoals
bij de Afrikaanse olifant, of betrekkelijk klein
blijven, zoals bij de Indische olifant. Het
vrouwtje heeft twee melkklieren op de borst en
baart gewoonlijk ��n jong per keer. De
slurfdieren behoren tot de grootste
landzoogdieren. De Afrikaanse olifant kan tot
vier meter hoog en tot acht meter lang worden,
zonder de slurf van twee meter en de staart van
1,30 meter mee te rekenen. Ze kunnen een omvang
(omtrek) hebben van 6,5 meter en van vijf tot
zeven ton wegen. De poten alleen al zijn soms
drie meter lang en wegen elk honderd kg. Tot de
orde van de slurfdieren behoren slechts twee
geslachten, met elk ��n soort.
|